Speciaal onderwijs, wees er zuinig op.

De Stichting voor het Gehandicapte kind (Trouw, 6 juni) wil dat alle, dus ook alle kinderen met een beperking naar dezelfde buurtschool gaan, zodat ze samen kunnen spelen. Je kunt je afvragen hoe realistisch dat is. Om te beginnen: uit onderzoek blijkt dat veel ouders wel willen dat hun kinderen naar een school in de buurt gaan, maar toch vaak kiezen voor een school die bij hun visie of levensovertuiging past. Ook de niet-gehandicapte kinderen zitten dus lang niet allemaal samen op de buurtschool. Ze volgen onderwijs op verschillende confessionele en openbare scholen. Scholen zijn zich gaan profileren en zo kunnen ouders en kinderen kiezen: Jenaplan, Montessori of Dalton onderwijs. Ook komen kinderen lang niet allemaal tegelijk uit school, ze gaan naar de buitenschoolse opvang, hebben muziek- of sportlessen of spelen met vriendjes van de eigen school.

En dan het belang van speciaal onderwijs. Nederland heeft inderdaad verschillende verdragen heeft getekend waarin staat dat inclusief onderwijs een verplichting is. De vraag is of dat wel een goede zaak en/of haalbaar is. Krijgen leerlingen met een beperking op de reguliere school altijd dat wat ze nodig hebben? Op de school voor speciaal onderwijs krijgt de leerling een geïntegreerd aanbod van onderwijs, therapie, sport en spel en eventueel medische behandeling. Er zijn speciale leermiddelen en faciliteiten. De leerlingen hoeven na schooltijd bijvoorbeeld niet meer naar therapie. En net als op reguliere scholen is er sprake van een gemeenschap waar kinderen samen opgroeien, leren en spelen. Mijn ervaring op verschillende speciaal onderwijsscholen is dat de meeste leerlingen de school beschouwen als hun school, zoals ook kinderen op een reguliere school dat doen; ze leren er, maar ze zijn er ook thuis en vinden er vrienden. Dat 60% van de volwassen gehandicapten zich eenzaam voelt, kun je dus niet zomaar één op één toeschrijven aan het volgen van onderwijs op een speciale school. Pas na het beëindigen van hun schoolcarrière vallen deze leerlingen tegenwoordig vaak in een gat. Begeleiding, toegang tot dagbesteding en sociale werkplaatsen zijn afgeschaft of bemoeilijkt en het krijgen van aangepast werk is nog steeds heel lastig, zelfs bij de overheid.

De NSGK stelt bij monde van directeur Laan dat het aantal kinderen dat wordt doorverwezen naar het speciaal onderwijs al jaren stijgt, dat klinkt apocalyptisch. In werkelijkheid is, volgens de onderwijsinspectie in 2018-2019 de toename beperkt na een periode van daling. Het percentage voor de basisschool is 2,1%; hetzelfde percentage als bij het invoeren van Passend Onderwijs. Voor het voortgezet speciaal onderwijs is er een lichte daling. Volgens de onderwijsinspectie zijn er verschillende factoren die de lichte groei van het speciaal onderwijs kunnen verklaren. Eén ervan is dat zorgleerlingen die te lang in het reguliere onderwijs zijn gebleven, kampen met leerachterstanden, faalangst en demotivatie. Het duurt vaak langere tijd voor deze leerlingen tot rust en ontwikkeling komen. Uit het speciaal onderwijs komen wat dat aangaat verontrustende berichten. Door bezuinigingenmaatregelen zijn docenten en klassenassistenten ontslagen waardoor de groepsgrootte onaanvaardbaar hoog is geworden. Dit terwijl de problematiek in de groepen complexer en meer divers is geworden omdat leerlingen met een lichtere zorgbehoefte sinds het “Weer Samen naar School” project van 1996, in het regulier onderwijs blijven. Daarbij worden sommige leerlingen zo laat aangemeld dat de gedragsproblemen ook in het speciaal onderwijs niet meer hanteerbaar zijn. Speciaal onderwijs met al haar expertise is een verworvenheid in Nederland waar we zuinig op moeten zijn, voor die kinderen die het echt nodig hebben. Inclusief onderwijs is mooi, maar helaas niet altijd haalbaar of gewenst.