Kind met een beperking; een rouwproces

Uit onderzoek van Ouders&Onderwijs blijkt dat ‘van de ouders wier kind extra [onderwijs] ondersteuning krijgt, ruim 40 procent ontevreden is’. Directeur Vlaming zegt: “Het is raar dat de inbreng van ouders vaak genegeerd wordt of dat ouders weggezet worden als lastige onderwijsconsumenten’ (Trouw 16 juni). Nu is zijn er inderdaad de nodige vraagtekens te zetten bij ‘Passend Onderwijs’ ; zo hebben we nog steeds te maken met leerlingen die te snel een psychiatrisch label krijgen. Maar hier wil ik toch een andere kant belichten. Daarvoor haak ik aan bij de zinsnede van directeur Vlaming dat ‘ouders hun kinderen toch het beste kennen’.

De vraag is of dit wel altijd zo is, vooral als het gaat om beperkingen of handicaps. Vaak zijn dan professionals nodig met veel ervaring die de problemen van het kind kunnen duiden en kunnen aangeven wat het kind nodig heeft. Op het moment dat duidelijk wordt dat een kind één of meerdere ernstige handicaps heeft, komen ouders in een rouwproces terecht. Een rouwproces gaat gepaard met verdriet, onzekerheid, angst voor de toekomst, maar ook vaak met boosheid. De ouders kunnen bovendien met elk nieuwe ontwikkelingsfase weer opnieuw in een rouwproces terecht komen. Dan blijkt bijvoorbeeld dat het kind niet alleen problemen heeft met spelen, maar ook met schoolse leren. De professional die specialistische hulp biedt, moet hier mee om kunnen gaan. Echter op het moment dat er valse beloften worden gedaan door bijvoorbeeld de verwachting te wekken dat het (elk) kind regulier onderwijs kan volgen, komt de professional in de problemen.

Eén van de problemen van Passend onderwijs is volgens de onderwijsinspectie (2019) dat ouders te veel beloofd is. Het reguliere onderwijs kan niet op elke, vaak ingewikkelde problematiek, een passend antwoord geven. Docenten zijn niet opgeleid om voor allerlei ontwikkelingsproblemen de juiste aanpak te weten. Docenten van het speciaal onderwijs zijn hiervoor extra opgeleid en hebben als het goed is de master ‘Special Educational Needs’ (SEN) en daarbij de nodige ervaring. Zij werken in de praktijk nauw samen met o.a. orthopedagogen en ontwikkelingspsychologen. Vaak zijn ouders opgelucht als na een paar maanden in het speciaal onderwijs blijkt dat hun kind er op zijn plaats is en zich begint te ontwikkelen. Waar ze zo tegenop zagen, een speciale behandeling op een speciale school leidt niet tot afzondering maar juist tot integratie in een schoolgemeenschap. Ernstig gehandicapte kinderen leren niet alleen beter, maar kunnen nu ook meespelen en meesporten omdat de juiste faciliteiten aanwezig zijn.

Op basis van een goed gemonitord ontwikkelingsproces kan het kind zo uiteindelijk juist beter functioneren in de reguliere samenleving. Deze voortgang is echter voor ouders die aan het begin staan van een leven met een gehandicapt kind moeilijk voor te stellen. De diepe wens van elke ouder is dat hun kind een normaal leven leidt. Ouders die niet goed begeleid worden in het proces van acceptatie hebben het moeilijk en hun kind met hen. Dus overheid, maar ook belangengroeperingen beloof niet de kip met de gouden eieren, maar schets voor ouders een reëel beeld van mogelijkheden.