Anders diagnosticeren en behandelen in de GGZ

Complexe problematiek wordt in de GGZ vaak niet behandeld. In het artikel “Grenzen aan de psychische zorg” van 29 januari 2020 stelt Bauke Koekkoek, crisisverpleegkundige het volgende: “We moeten duidelijker maken dat de zorg bepaalde problemen niet kan oplossen”. Ik kan tot op zekere hoogte meegaan in dit standpunt, maar denk anderzijds dat er nog een wereld te winnen is als we anders gaan diagnosticeren en behandelen in de GGZ. De cliënt wordt de laatste decennia aan de hand van gedragssymptomen en gedragskenmerken geclassificeerd, op basis waarvan een stoornis wordt toegekend. Daarbij gaat het heel vaak om autisme en ADHD (in wezen zeldzame ernstige aangeboren ontwikkelingsstoornissen), maar ook bijvoorbeeld om borderline en bipolaire stoornis. Omdat de gedragscriteria van de verschillende classificaties in de DSM V elkaar deels overlappen, krijgt de cliënt vaak meerdere stoornissen toegekend. Zo memoreert psychiater van der Gaag dat “slechts 50 procent van de cliënten zich met een enkelvoudige classificatie meldt, een kwart met drie of meer.” Voor een deel van deze cliënten zal sprake zijn van complexe problematiek en een scala aan ernstige symptomen, maar er is zeker een deel waarvoor dat niet geldt.

De diagnose behandelcombinatie, een protocollair systeem om de zorgverzekering ten dienste te zijn, vraagt echter om eenduidigheid; het liefst heeft men een enkelvoudige stoornis en een daarbij behorende protocollaire behandeling. Dus schuift de complexe cliënt als een hete aardappel van het ene gespecialiseerde team naar het andere, waarbij steeds een andere stoornis als primair opgevat wordt.

Luisteren we tijdens het diagnosetraject goed naar de cliënt dan komen we vaker de oorzaken van de problemen op het spoor. Denk bijvoorbeeld aan pestverledens en echtscheidingsproblematiek,. Als we dergelijke achtergronden als uitgangspunt en leidraad voor therapie nemen, dan kiezen we voor andere therapievormen dan kortdurende geprotocolleerde cognitieve gedragstherapie en/of medicatie. Therapie en medicatie die vaak niets oplossen, maar leiden tot draaideurcliënten. Bijvoorbeeld; wanneer we niet onmiddellijk denken aan autisme als er sprake is van een pestverleden, dan zouden we de mogelijkheid van traumatherapie in overweging nemen. Als we niet bij onrustig gedrag of prikkelgevoeligheid ten gevolge van een onveilige thuissituatie meteen aan ADHD denken en dus aan medicatie, zouden we systeemtherapie in overweging nemen. We nemen de cliënt dan serieus nemen en belasten hem niet extra met een label waarvan hij de kenmerken, die hij in psycho-educatie voorgeschoteld krijgt, zichzelf toe-eigent en er zich naar gaat gedragen. We zouden ook voorkomen dat een zogenaamde complexe cliënt zichzelf als ernstig gestoord gaat zien en daardoor minder goed bereikbaar voor hulp.

Daarmee is niet gezegd dat de zorg alles kan oplossen, maar wel dat er veel meer mogelijk zou zijn als we het huidige systeem grondig veranderen. Dat dit goed mogelijk is blijkt uit het volgende voorbeeld. De jeugd-GGZ in Wageningen probeert het stellen van DSM-classificatie zoveel mogelijk te voorkomen. Dit volgens psychiater Verburg op haar LinkedIn pagina “omdat het vaak niets toevoegt en omdat het kinderen vastzet in een denkbeeldige stoornis.” Ze schrijft verder: “Ook in onze brieven naar verwijzers zetten we geen DSM-classificatie. Het is m.i. essentieel hoe je problemen begrijpt en omschrijft. Want dát bepaalt hoe je er vervolgens mee omgaat. Deze manier van werken is vooral gebaseerd op klinische ervaring, finetuning en het verhaal van kinderen en hun ouders. Protocollen en evidence zijn hierbij eerder ondersteunend dan leidend.”

Ik las in een artikel van Van der Gaag, psychiater, destijds voorzitter van de vereniging voor psychiaters en vervent verdediger van ASS en ADHD diagnoses dat de DSM verworden is tot een echte bijbel met veel te veel categorieën die elkaar overlappen en daardoor nietszeggende classificaties zijn geworden.

Bronnen

Bijl, D. (2018) Het Pillenprobleem. Waarom we zoveel medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen. Amsterdam University Press.

Koppies, J.N. (2016). Opvoedingsproblemen: diagnosticeren of normaliseren? Pedagogiek in Praktijk 22 (94), pp 14-17.

Kortekaas – Rijkelaarsdam, A., et al. (2018. Does methylphenidate improve academic performance? A systematic review and meta-analysis European Child & Adolescent Psychiatry, pp 1–10.

Rechtbank Noord-Holland, uitspraak d.d. 11 juli 2018

Verder lezen

Groter risico op misdiagnose ADHD en ADHD-medicatie voor vroege leerlingen op grond van relatief jonger gedrag. Grote overzichtsstudie naar geboortemaandeffect ADHD – 19 studies, 13 landen, 15,4 miljoen kinderen.

Martin, M., Raven, M., Timimi, M., Jureidini, J., Phillimore, J., Leo, J., Moncrieff, J. Landman, P. (2018). Attention deficit hyperactivity disorder late birthdate effect common in both high and low prescribing international jurisdictions: systematic review. Journal of Child Psychology and Psychiatry.